Een visarend sprak met een pad genaamd Grapat af dat die hem water zou geven. Na een tijdje zei de pad tegen de visarend dat hij bang was dat de visarend hem zou bedriegen. ‘Ben je mal,’ zei de visarend, maar een paar maanden later ging hij bij de pad eten en slapen. Toen hij ’s ochtends vertrok, nam hij een bijl mee. De pad merkte dat hij bestolen was en zijn vrouwen zeiden dat hij de rivieren maar eens moest vragen of de visarend misschien in zijn eentje water haalde. De pad besloot te gaan praten en wilde de visarend wel vergeven. Toen bleek dat de visarend eigenlijk alleen maar last had van de gestolen bijl. De pad vroeg: ‘Waarom geef je me die nu terug?’ En de visarend zei dat hij anders niet kon drinken. ‘Ik zei het toch Grapat,’ constateerde de pad, ‘je zou me bedriegen.’