Wu Dun, een jonge, arme man, wilde mais verbouwen op een heel steile, ruige helling.Dat kostte zo veel moeite dat hij acht plekjes eelt op de handen kreeg. Toen hij zijn handen in een vijver waste, werden de eeltplekjes gouden schildpadden. Wu Dun liet ze gaan, maar toen hij thuiskwam zaten de beesten in zijn rijstpot. Ze gooiden er de rijst uit die Wu Dun nodig had, maar vulden de pot ook elke dag. Wu Dun werkte verder op het land, zoals hij altijd had gedaan. Een oneerlijke jongen, Shen Chang, wilde de magische schildpadden stelen en stopte ze in een zak. Maar de schildpadden begonnen hem overal te bijten. Toen Wu Dun hem tegenkwam, vroeg hij wat er gebeurd was. Het leek of Sheng Chang grote tranen huilde, maar het waren allemaal rijstkorreltjes, die je nu nog over de hele wereld kan zien op de houten wereldkaart.