De toverspreuk van de zeewind

Kumaku’s moeder vroeg of het meisje met een kokosnoot naar zee wilde lopen om daar zout water te halen voor het eten. Ze drukte haar op het hart om uit de buurt te blijven van de onzichtbare vangnetten die er waren opgehangen door reuzen, die voorbijgangers wilden vangen. Kumaku zong een liedje met een hoog stemmetje, zodat iedereen wist dat zij naar zee ging om water te halen. Toen verschenen er twee reuzen. Ze tilden haar op en brachten haar tot aan het water, waar ze de kokosnoot vulde. Toen ze klaar was, wilden de reuzen haar grijpen, maar Kumaku zong toen een toverspreuk waardoor de zeewind zwart en wit zand in de ogen van de reuzen ging blazen. Zo zagen ze niets meer. Er ontstond een tornado op het strand en Kumaku wist ongedeerd weer thuis bij haar moeder te komen.